Column 21 maart 2014

HAD KAREL DE GROTE SCHUILKELDERS?
Ik probeer altijd weer in mijn column voor het geschiedeniscafé de twee hoofdonderwerpen met elkaar te verbinden. Dat gaat de ene keer gemakkelijker dan de andere. Ik kan u verzekeren dat het deze keer geen sinecure was. Is er enig verband aan te brengen tussen de al of niet vermeende aanwezigheid van Karel de Grote in onze goede stad en het bestaan van schuilkelders? Een direct verband zie ik niet. Ik kan u dan op voorhand ook geen enkele verzekering geven dat deze exercitie ook dit keer tot een goed einde zal worden gebracht. Maar komaan, niets kan ons weerhouden. Daar gaan we. Ik neem u in gedachte mee.

Een paar weken geleden fêteerde mijn echtgenote mij op een weekendje Bergen. Het was zo’n weekend dat het officieel nog winter was, maar er niets was wat daar nog maar op wees. De winterbanden onder mijn auto waren eigenlijk het enige winterse aan dat weekend. Banden die met deze winter van geen enkel nut waren geweest. Het leek wel lente, daar in Bergen. Wij installeerde ons op een terrasje, het terras van de uitspanning met een naam die cachet gaf aan het weekend: d’Alderliefste. Vanuit mijn zonnige terrasstoel had ik vrij uitzicht op het straatnaambord. Daar prijkte in helder witte letters de naam van de laan. In Bergen heb je nauwelijks straten, de meeste straten zijn lanen. De naam luidde: Karel de Grotelaan. Mijn Nijmeegse hart maakte een vreugdesprongetje, nauwelijks te onderscheiden van de ritmestoornissen die mij normaliter treffen. Ik vroeg mij direct al wel af wat Bergen en Karel de Grote met elkaar gehad zouden kunnen hebben. Ik kon niets verzinnen. Eenmaal thuisgekomen ging ik eens op zoek of er nog meer steden waren die een straat, plein of laan naar Karel vernoemd hadden. Dat blijken er heel wat te zijn. Maar mijn vreugde werd getemperd door het feit dat een groot aantal vernoemingen niet onze Karel betroffen, maar Karel V. Die was vast ook wel eens in Nijmegen geweest, maar is toch niet echt onze Karel.

Karel de Grotestraten, lanen of pleinen vond ik naast in Bergen in Vlaardingen, Wijk bij Duurstede., Eindhoven, Sittard, Deventer en ja, ook in Brussel. En dan zijn er ook nog een aantal Keizer Karel vernoemingen, waaronder ons eigen Keizer Karelplein. Maar van die in Amstelveen, Haarlem, Vlissingen Biervliet, Sas van Gent en Maastricht is het niet duidelijk of die naar onze Karel of naar Karel V genoemd zijn. Misschien is er hier in het kader van het Karel de Grote-jaar wat missioneringswerk te verrichten.

Blijft de vraag open naar Karel de Grote en de schuilkelders.
Stel, ik zeg stel, dat ze de Donjon gaan herbouwen. Overigens iets waarvoor ik elke avond op mijn blote knietjes voor mijn bedje bid dat dat niet gebeurt, maar stel dat ze dat archeologisch depot helemaal in de war gooien, misschien komen ze dan wel een Karolingische schuilkelder tegen. Maar ik denk van niet. Schuilkelders zijn iets van later. En ik kan dat weten. Ik ben van december 45. Negen maanden daarvoor was het maart 45. Het was in die tijd dat mijn ouders de nacht doorbrachten in de kelder van het huis aan de Weurtseweg waar zij toen woonden. Ze woonden dichter bij het front dan bij de stad. Ze zullen elkaar in die bange nachten getroost hebben. Ik ben hen daar nu nog dankbaar voor. Want dankzij die schuilkelder sta ik nu hier en kan ik vertellen dat er geen Donjon moet komen. Karel de Grote heeft hem met eigen ogen ook nooit gezien. Ik bevind me in goed gezelschap.

©Jan Th.A.E. Roelofs
www.roelofs.eu

Maart 2014

Geplaatst in Column