Column 18 maart 2016

Feminist of Fortenbouwer.

Het aardige van het Geschiedeniscafé is niet alleen dat het aardig is, maar dat je er ook nog wat van opsteekt. Op het moment dat ik de flyer onder ogen krijg ben ik altijd weer verbaasd over de combinatie van onderwerpen die de redactie aan elkaar heeft weten te koppelen. Of eigenlijk wordt er niets gekoppeld, maar beschouw ik het als een min of meer zelf opgelegde kastijding om de beide onderwerpen aan elkaar te koppelen. Het is ook op het moment dat ik op het Internet aan het zoeken ga om iets meer te weten te komen over de onderwerpen. En juist in de combinatie ligt vaak de uitnodiging om je te verdiepen in de mogelijke overeenkomsten en verschillen en dat dan ook nog eens een keer op je zelf te betrekken.
Een paar weken geleden kreeg ik per mail de flyer van deze bijeenkomst onder ogen. Vluchtig door gekeken en dacht dat er wel wat van te maken viel. Maar toen zijn er in mijn hersens een paar palletjes de verkeerde kant opgeschoten. Ik raadpleegde de flyer niet meer en vraag me niet hoe of het kan maar ik was er vast van overtuigd dat het vanmiddag over Fort Krayenhoff en Tine Halkes zou gaan. Halkes in plaats van Terruwe, hoe ik daar nu bijkwam. Ik had zelfs al een mooie titel voor deze column verzonnen; Feminist of Fortenbouwer. En toen ik al een heel eind op streek was kwam ik er achter dat het niet Tine Halkes het onderwerp was, maar Anna Terruwe. Opnieuw aan de slag dus. Zie hier.
In de flyer word ik, nu ik hem goed lees, wat heet, bestudeer, getroffen door het zinnetje dat Anna Terruwe in conflict kwam met de Roomsch-Katholieke kerk. In die tijd bijna nog met s c h geschreven. Nu weet ik uit eigen ervaring dat er maar weinig nodig is om met de Roomsch-Katholieke Kerk over hoop te raken. Maar ik begon te zeggen dat het Geschiedeniscafé zo aardig is, dus ik weid er verder maar niet over uit. Ik beschouw het nog steeds als een compliment dat het een bisschop was die mij persoonlijk de kerk uitschopte. Een kerk volgens welke ik nu al jaren zeer tot mijn genoegen in zonde leef.
Toen ik her en der wat las over Anna Terruwe kwam ik, anders dan bij Halkes over wie ik dus ook het een en ander las, nergens een verwijzing naar het feminisme tegen. Dat kan een gevolg zijn van mijn slechts beperkte studie, maar misschien had Terruwe die etikettering ook helemaal niet nodig.
Riep bij mij wel de vraag op of ik als man ook een feminist kan zijn. Toegegeven ik heb mijn geslacht tegen, maar er zijn mensen die mij maar een oud wijf vinden en dat spreekt weer in mijn voordeel.
Vaag herinnerde ik mij ook dat ik bij het vak sociale filosofie de bevestigingsleer van Anna Terruwe kreeg uitgelegd. En soms denk ik dat ik daar na al die jaren nog profijt van heb.
Hoe anders is mijn relatie met Kraijenhoff. Ik maak er nooit een geheim van dat ik in het Waterkwartier geboren ben. Om dat te vergoelijken voegde mijn moeder daar altijd wel aan toe “aan het randje”. De Kraijenhofflaan was maar een straat verder. Bij de Kraijenhofflaan lag ook het Kraijenhoffpark. Eigenlijk een parkje van niks en door ons dan ook het kleine parkje genoemd. Het grote park was natuurlijk het Kronenburger park, onder de Hezelpoort door. Kraijenhoff hoorde voor mijn gevoel niet meer bij het Waterkwartier. Van Fort Kraijenhoff had ik nog geen weet en het Kraijenhoffparkje was al bijna de stad. Als mijn vriendje, inmiddels overleden maar wel net als Anna Terruwe psychiater geworden (elk bruggetje tussen de onderwerpen van vandaag is het aangrijpen waard) mijn vriendje dus en ik als we alle moed verzameld hadden overwonnen we de 100 meter die ons van het parkje scheiden (een wereldafstand als je 6 bent) en gingen we voetballen ik dat parkje. Daar lag namelijk echt gras en niet het gruis van de weg achter de havendijk die meestal ons speelterrein was.
Naast het gras had het Kraijenhoffparkje nog iets heel mysterieus. Aan de rand van het parkje lag een grote grafsteen met een hekje er omheen. Op de steen konden wij vaag de naam Kraijenhoff ontdekken. Mijn vriendje en ik maakten elkaar bang met te veronderstellen dat het een echt graf was. En wij beschouwden het als een daad van grafschennis als we de bal opraapten die door ons gevoetbal binnen de hekjes en op de steen terecht was gekomen. Als je de steen betrad, verwachtte je elk ogenblik dat er daar onder vandaan een hand zou komen die je bij je enkels zou vatten, zo de verdoemenis is.

Verdoemenis, dat werd Anna Terruwe door een deel van de parochie wel toegewenst. Met dank aan de kerk, die zij toch trouw bleef. Mij is dat niet gegeven. Ik heb me verschanst. Oef, wel een heel geforceerd bruggetje tussen de onderwerpen van vandaag. Komt er van als je Terruwe en Kraijenhoff in een bijeenkomst samenbrengt.

Jan Roelofs

Maart 2016

Geplaatst in Column