Column 18 november 2016

Sjouwen.

Ik ben op een steenworp afstand van hier geboren. Misschien is dat wat overdreven, laat het eens drie of vier steenworpen zijn. Maar mijn hele jeugd en adolescentie zijn doortrokken van de geur van de Waal. De Nieuwe Haven, hier een paar honderd meter stroomopwaarts was mijn speelterrein. Nieuwe Haven, maar zo nieuw is die niet meer. Aangelegd in het midden van de 19e eeuw en in de jaren 30 van de vorige eeuw uitgebreid en vernoemd tot Waalhaven. Als kind was dat een spannend gebied. Hoge kademuren waar aan de voet het donkere water kolkte en een verkeerd geschoten voetbal kon je afschrijven. Het water en daarmee je bal was onbereikbaar. Een vriendelijke schipper die bezig was zand of graan te lossen schoot te hulp, viste jouw bal uit het water en schoot die met een welgemikte trap weer terug in je handen, hoog op de kademuur. Op de kade lagen hoge bergen zand en verderop werd een graanschip leeggezogen. En soms, jongensgeluk werd dan compleet, kwam een stoomlocomotief over het enkelspoor op de top van de dijk gereden met een lange reeks goederenwagons achter zich aan. Er was veel te zien aan de Nieuwe Haven, maar in al de jaren dat ik er speelde heb ik er geen kaaisjouwer gezien. Die waren toen al uitgestorven en in ieder geval aan die haven vervangen door machines en hijskranen. Aan de Nieuwe Haven werd in mijn jeugd weinig meer gesjouwd, hooguit op een zonnige zomermiddag wat gewandeld en naar de boten gekeken en naar de rivier die nog steeds van oost naar west stroomde.
Wie in die tijd  wel veel sjouwde, tsjonge wat een fantastisch bruggetje, dat was mijn vader. Mijn vader was bakkersknecht. En dat betekende in die tijd midden in de nacht op om deeg te kneden en brood te bakken. Het verse brood moest ook uitgevent worden en dan ging de sloof af, de hoed op en werd de handkar volgeladen met broden en wat krentenbollen en sjouwde mijn vader door de stad, van de Kwakkenberg tot het Centrum. Soms kilometers lopen om dan te horen: “Nee, bakker, vandaag niet nodig.” Later werd de broodbezorging gesaneerd en verdeelden de bakkers de wijken wat logischer onder elkaar. Maar als er ooit iemand heeft gesjouwd dan was het mijn vader wel. De melkboeren, schillenboeren en groenteboeren reden met hun waar met paard en wagen. Mijn vader had zijn handkar en zijn benenwagen. Misschien is het een idee om naast het beeld van de kaaisjouwer een beeld van mijn vader met zijn handkar te zetten als eerbetoon aan alle sjouwers van de stad.

In Nijmegen werd heel wat afgesjouwd. Je wordt niet zomaar Vierdaagsestad. En bij die Vierdaagse wordt duidelijk dat er heel veel manieren van sjouwen zijn. Je kunt lopen, wandelen, strompelen, flaneren, kuieren, struinen, slenteren, stappen en tippelen. Om nog maar te zwijgen van gaan, ijsberen, marcheren, pikkelen, schrijden, stappen en stiefelen. Ja, er zijn heel wat manieren om je met je lijf voort te bewegen. Er zijn een paar dagen in het jaar dat er een gans ander manier van je te verplaatsen de voorkeur lijkt te hebben. De dagen dat Nijmegen Nijmegen niet meer is maar om de een of andere voor mij wat duistere reden Knotsenburg wordt genoemd. Dan is ‘kruupen’, bij voorkeur op blote voeten, (NEE, NIET GAAN ZINGEN) maar kruupen is dan de favoriete manier je van A naar B te begeven. A staat dan voor het ene café en met B is het andere café bedoeld. Ik blijf het nog steeds vreemd vinden dat Nijmegen in carnavalstijd zich naar een vijandig fort aan de overzijde van de rivier heeft laten noemen. Of wisten de carnavalsvierders in 1968 al van de Nijmeegse expansiedrift die jaren later Fort Knodsenburg op Nijmeegse bodem liet liggen. Carnaval in Nijmegen, het blijft een lastige relatie. Ooit liet ik een burgemeester zeggen dat Nijmegen een zuidelijke stad is, want ze vieren er carnaval en Nijmegen is ook een noordelijke stad want ze kunnen het niet.
Mogelijk krijgen we met een reconstructie van Fort Knotsenburg er wel weer een fraaie toeristische attractie bij. Voor mij mogen ze het uitrusten met echte kanonnen, die wat mij betreft, dan mooi gebruikt kunnen worden voor het neerhalen van de Donjon, mocht die er ooit komen.

©Jan Roelofs

November 2016

Geplaatst in Column