Column 10 februari 2012

Muren

Ik ga het niet hebben over ministers-presidenten. Laat staan over prinsen carnaval. Dat is weliswaar geschiedenis, maar nog zo actueel dat ik mij zelf bijna deel van die geschiedenis voel. En bovendien kun je je afvragen wat de link met Nijmegen is. Ja, dat je hier gestudeerd hebt is mooi, maar maakt je dat als minister-president Nijmegenaar als je van oorsprong uit Geldrop, in twee gevallen zelfs uit Roermond en god betere het uit Arnhem komt.
En Nijmeegse prinsen carnaval wonen in heel veel gevallen in Mook, Middelaar of Malden, in ieder geval in een van de satelliet-dorpen van mijn goede vaderstad.Natuurlijk moet ik toegeven, voordat een geschiedenisvorser mij daar mee confronteert, dat ik eerste generatie Nijmegenaar ben. Mijn wieg, ik kom daar dadelijk op terug, stond op Nijmeegse grond, maar mijn vader was geboortig uit de Vossenpels bij Lent. In opperste wijsheid is dat goede dorp nu al weer geruime tijd geleden bij Nijmegen gevoegd, zodat mijn vader met terugwerkende kracht in 1891in Nijmegen geboren is en ik mij nog meer Nijmegenaar voel dan ooit te voren.

Mijn wieg stond dus op Nijmeegse grond. Nu is dat ook weer niet helemaal waar, want ik ben geboren in een bovenhuis op de hoek van de Bronsgeeststraat en de Weurtseweg en of je bij een bovenhuis kunt spreken van geboortegrond blijft een arbitraire zaak. Maar dat is meer iets voor fijnslijpers en over neulen wil ik het vanmiddag in het geheel niet hebben. Mijn wieg stond dus aan het randje van de plaats waar in de Romeinse tijd al volop activiteit was. Ulpia Noviomagus. Ik baadde in het badhuis aan het Maasplein, waar destijds een tempel moet hebben gestaan, niet te verwarren met de inmiddels ook tot de geschiedenis behorende Theresiakerk, iets verderop.
Nu woon ik in Nijmegen-Oost, vlakbij waar het Xe legioen zijn kampementen had en waar je geen schop in de grond kunt steken of je stuit op Romeinse resten, oude dakpannen en aangetaste zwaardgevesten. Dat laatste werd ooit in chocola gemultipliceerd als gemeentelijk relatiegeschenk en als bronzen replica was het de voorloper van wat nu de zilveren waalbrugspeld is.

Nijmegen heeft vaak wat moeite met de confrontatie met het Romeins verleden. Zeker als het archeologisch erfgoed is van enige omvang. Wie herinnert zich niet de consternatie die ontstond toen bij de bouw van het Holland Casino aan de Waalkade fiks wat Romeinse resten, muren en poorten gevonden werden. In augustus 1989 werd het Casino geopend. De discussie over wat er met de Romeinse muurresten op die plaats moest gebeuren was heftig. Conserveren, restaureren, alle mogelijkheden passeerden de revue. Men besloot tot het handhaven van een stukje van een hypocaustum en een armzalig stukje muur, nu nog nauwelijks te vinden.De wereld was in die jaren fiks in beweging en soms denk ik wel eens dat twee Nijmeegse zaken bijgedragen hebben aan de grote veranderingen die toen plaats gingen vinden. In 1988 ging de stad Nijmegen een stedenband aan met het Russische Pskov. Een band gericht op het afbreken van het vijanddenken. En zie, nauwelijks een jaar later viel de muur. Misschien, maar dat is een apocrief, maar daarom niet minder mooi verhaal, is er wel een Ossie, een Oost-Duitser geweest die dacht dat als ze in Nijmegen de muren van de Romeinse bezetters durven neer te halen en de geschiedenis onder een laag zand durven verstoppen, waarom halen wij in Berlijn dan niet de muur van onze bezetters om. Nijmegen als voorbeeld, als gidsstad. Het is te mooi om waar te zijn. Misschien kunnen wij dan net als heel veel Berlijners met hun Muur doen,er stukjes van verkopen. Als je al die muurstukjes aan elkaar zou lijmen, krijg je een Mauer die minstens dubbel zo lang is als de oorspronkelijke. Zo kunnen we hier in Nijmegen toch ook stukjes puin als authentiek Romeins verkopen. Het maken van een certificaat van echtheid, dat moet toch niet zo’n werk zijn.

© Jan Th.A.E. Roelofs

Bent u geïnteresseerd in meer teksten van Jan, bezoek dan zijn website www.roelofs.eu
voor zijn dagelijkse blog.

Geplaatst in Column