Column 20 november 2015

PIEPEN

Een beetje stad is van ver of minder ver te herkennen aan zijn silhouet met daarbij een beeldbepalend gebouw. Moskou kennen we van de muren en torens van het Kremlin, Parijs aan zijn Eiffeltoren, al kleeft daar nu een randje bloed aan, Rome kent zijn Collosseum, Vaticaanstad de St.Pieter, Londen de Big Ben, Groningen de Martinitoren en Utrecht heeft zijn Dom. En wij hier in Nijmegen hebben de Sint Steven. Die prachtige St. Steven, die sommigen, je weet niet hoe ze erbij komen, concurrentie willen laten aan doen door een te herbouwen Donjon op het Valkhof, zonder verder kasteel. Hebben we aan de St. Steven dan niet genoeg? Natuurlijk hebben we aan de Stevenstoren genoeg. En daar hebben we, fraaie paradox, ook nooit genoeg van. Daar willen we zelfs voor krupen en op blote voeten gaan. De Sint Steven, markant herkenningspunt van onze stad voor bijna alle Nijmegenaren. Maar er was een groepje stedelingen die aan de Stevenstoren niet genoeg hadden. Voor mensen uit het Waterkwartier, in ieder geval voor het gezin waar ik uit kwam, waren de schoorsteenpijpen van de Centrale minstens net zo belangrijk. Als je de ‘piepen fan de Centraole’ weer zag dan wist je dat je weer bijna thuis was. Hoezo thuis? Dan was je weer bijna ‘thuus’. In mijn herinnering, maar herinneringen zijn een onbetrouwbaar ding, stond er ten westen van de wijk waar ik woonde een woud aan schoorsteenpijpen, getooid met een machtige rookpluim, rookpluimen die mij stuk voor stuk vertelden: “Hier woon jij, hier hoor je thuis.” Signalen als brandde er een gezellig kampvuur waar de wijk, mijn wijk, mijn Waterkwartier zich omheen schaarde. Wij, in ieder geval de familie Roelofs, hielden van de piepen van de Centrale. Pijpen die Nijmegen permanent een pluim gaven.
Het was nog in de tijd van de verplichte inwoning halverwege de jaren ’50 en mijn net getrouwde zus kreeg met haar man inwoning toegewezen. Twee kamertjes op de bovenste verdieping van een huis aan de Broerdijk in Nijmegen-Oost. Voor mijn zus beleefde zij het vertrek uit het Waterkwartier naar de andere uiterste kant van de stad als ware zij naar Canada geëmigreerd. Voor haar was er maar een troost. Een heel schrale weliswaar, maar als zij op haar tenen stond kon zij via een bovenlicht in haar nieuwe tijdelijke onderkomen nog net de topjes van de piepen van Centrale zien. En als je dat lukte dan was je toch ook weer een beetje thuis.
Haar gevoel uit het midden van de jaren vijftig kon ik mij goed indenken toen ik net getrouwd een flat betrok in Arnhem-Zuid. Arnhem, ik weet het, maar zowel mijn werk als dat van mijn toenmalige echtgenote, waren in die stad. Het was in 1971 dat ik aan de Immerlooplas ging wonen. Ten zuiden daarvan toen nog alleen maar boerenland en vanuit onze slaapkamer zagen wij aan de horizon de contouren van Nijmegen in een in mijn herinnering gouden strijklicht. Maar ik zei al vertrouw nooit op je herinneringen. En in dat verre beeld was het niet de Stevenstoren die het silhouet beheerste, maar waren het de piepen van de Centrale, wachters van het beloofde land, waar wij vier jaar later en twee kinderen rijker, naar toe terug verhuisden.
De centrale wordt ontmanteld, de enige eenzame pijp, nu nog een vogelhuisje voor een valkenfamilie, wordt gesloopt. Ik zal het moeten doen met de herinnering, een herinnering die ooit diep begraven zal worden. Net zo diep als ons Romeins verleden diep begraven in de bodem aan de voet van het Valkhof rust. Zo hoog als ooit de pijpen de lucht instaken, zo diep ligt onze Romeinse stadsgeschiedenis daar aan de boorden van de Waal. De pijpen van de Centrale zullen over 2.000 jaar niet meer teruggevonden worden. Tot puin vermalen, zoals ooit de burcht en de Donjon. Schierbeek dichtte al: “Wat gemaakt is, vraagt om vernietiging, opdat de schepping voort kan gaan.” En wie weet, steekt over twee duizend jaar het haantje van de Stevenstoren nog maar net boven het maaiveld uit. Waar oriënteert de Nijmegenaar zich dan op? Toch niet op de Donjon mag ik hopen. Laten we dan maar liever de piepen van de Centrale op het Valkhof herbouwen.

©Jan Th.A.E. Roelofs, november 2015

www.roelofs.eu

Geplaatst in Column