Column 16 september 2016

Roem.

In een vergeten keukenkastje staan twee bekers. Twee bekers waar ik niets voor heb hoeven doen om ze in bezit te krijgen. Geen eerste prijs gehaald, zelfs geen tweede, niet het snelst gelopen, laat staan het mooist gezongen. Nee, ik kreeg die bekers omdat ik op het juiste moment in de juiste klas zat. Het zijn dan ook geen prijsbekers, maar gewone melkbekers die stammen uit de tijd van Joris Driepinter en van “driekwart kan per man”. Mogelijk staan ook bij u thuis dit soort bekers te verstoffen. De opschriften op de bekers zijn veel zeggend. De oudste beker ondergraaft ook direct weer mijn zojuist gegeven verklaring dat ik die bekers via school gekregen zou hebben. Die beker is getooid met een grote gekroonde hoofdletter W met daaronder een sjerp waarop staat 1898-1948 en verder versierd met talloze appeltjes van oranje. Een beker dus ter gelegenheid van de abdicatie van Koningin Wilhelmina.1948, ik was weliswaar een vlugge leerling maar op 4 september van dat jaar was ik nog niet eens drie jaar oud. De kleuterschool van zuster Francina, had zijn deuren nog niet voor mij geopend. Hoe die beker dan in mijn keukenkastje is gekomen zal wel altijd een raadsel blijven. Het vermoeden bestaat dat hij afkomstig is van de familie van mijn ex-echtgenote en bij de boedelscheiding op slinkse wijze in mijn bezit is gekomen, krijgt de beker toch iets triomfantelijks. De andere beker toont onder een rood-wit-blauw randje de Nederlandsche leeuw, die met geheven zwaard en om zijn poten de losgeslagen ketenen door een grote V de vrijheid tegemoet stapt. 5 Mei, staat er ook op, toen nog met een hoofdletter geschreven. Aan de achterkant de jaartallen 1945-1955. Dat is ook duidelijk waarom die beker werd uitgegeven. Ik zat in de derde klas. Die twee bekers staan natuurlijk in geen enkele verhouding tot de gladiatorenbeker die vlak bij mijn geboortehuis gevonden is. Een beker die heroïek, dapperheid en vechtlust uitstraalt. Iets wat dan wel niet aan die twee nu al bijna antieke melkbekers kleeft, maar mogelijk wel een beetje aan het bekertje dat ik ooit met een volleybaltoernooitje won en dat vooral te danken was een de kwaliteit van mijn teamgenoten. Maar kom, niet te bescheiden. Ik heb ook nog een aantal bekers in mijn bezit waar ik wel iets voor gedaan heb, namelijk een golftoernooi winnen. Nu zijn er mensen die dat nauwelijks een prestatie van enige importantie vinden en dat is ook zo. Maar de bekers zijn er niet minder protserig om. Soms denk ik weleens er eentje diep in de grond in mijn achtertuin te begraven. Ik woon tenslotte in Nijmegen -Oost waar je geen spa in de grond kunt steken zonder op Romeins erfgoed te stoten. En in gedachte zie ik dan dat in 4016 of daaromtrent er een bijeenkomst is van het geschiedeniscafë waarin een deskundige aan een aandachtig gehoor uit zal leggen wat de historische waarde is van de dan net opgegraven maandbeker van de golfclub De Beerendonk. En beker met dan museale kwaliteit.
Hoe nu een bruggetje te maken naar het tweede onderwerp van vanmiddag. Dat is echt onmogelijk, weliswaar draagt de gladiatorenbeker een inscriptie, maar dat is nog lang geen boek te noemen. Dus geen gevatte opmerking over de Romeinse literatuur, die zo node in Leeslijst gemist wordt en dat terwijl Nijmegen en Rome zo goed als zustersteden zijn. Mag u van een HBS‘er ook niet verwachten. Wel wil ik het over de leeslijst hebben. Ik kreeg Nederlands van een gedegen leraar, waarvan ik mij niet herinner dat hij veel met literatuuronderricht bezig was. De liefde tot het zelf geschreven woord heeft hij me wel bijgebracht. Talloos waren zijn opdrachten een opstel te schrijven en dat niet allen als huiswerk, maar ook als opdracht in de klas. Dat ontsloeg hem van het geven van een les en schiep de mogelijkheid een sigaretje rokend als surveillant op te treden. Dat ging hem beduidend beter af dan het docentschap.
De leeslijst begint bij de Wachtendonckse psalmen en eindigt bij de leeslijst zelf. Een fiks aantal van de 222 heb ik gelezen, een fikser aantal niet. En eerlijk is eerlijk, sommige titels zeiden me niets, de schrijvers evenmin. Straks gaat professor Joosten het hebben over de beste vijf Nijmeegse boeken allertijden. Ben benieuwd en vraag me af wanneer hij vindt dat een boek Nijmeegs genoemd mag worden. Hoor ik zo dadelijk dat de Ochtendgave op het lijstje van vijf staat of iets van Verbogt erop voorkomt. Maar dat kan niet want die hebben de Leeslijst niet eens gehaald. Ach, elk lijstje is arbitrair en aanleiding voor een gedegen pennenstrijd.
Ik mis in de Leeslijst een boekje. De voortreffelijke vertaling (of mogen die niet meedoen) van Opa en Oma Pluis in het Nimweegs. Ik reken op een losbladig addendum in de Leeslijst.

 

©Jan Roelofs

September 2016

Geplaatst in Column