Clubliefde – maart 2017

Ik werd al op heel jonge leeftijd lid van een club. Ik was nog maar net een dag oud en had er op dat moment nauwelijks of zeg maar gerust helemaal geen weet van dat mijn ouders mij in volle overtuiging, of misschien meer nog, gewoontegetrouw, -ik heb hen dat nooit gevraagd en het is dan ook nimmer onderwerp van gesprek geweest- lid hebben gemaakt van een club, een club met wereldwijd nog al wat aanhangers. Ik werd lid van de club katholieken. Het is goed, hebben ze vast gedacht, ergens bij te horen, meer dan bij hun gezin alleen. En zo werd ik op een koude winterdag, nauwelijks vier pond zwaar of beter gezegd vier pond licht, naar de kerk gebracht (overigens inmiddels al weer lang afgebroken), gedoopt en daardoor lid van een club. Zonder het te beseffen hoorde ik ergens bij. Ik had het eerste onuitwisbare, eeuwigdurend merkteken te pakken, een soort onzichtbare tatoeage op je ziel die op latere leeftijd nog werd ingekleurd door bevestigende rituelen als Eerste H. Communie en Vormsel. Een club waar je dus eigenlijk niet of nauwelijks meer onder uit kon, maar die verschillende soorten lidmaatschap kent. Van uiterst actief tot aangenaam slapend. Ik heb alle stadia bij die club inmiddels wel doorlopen. En de ene keer liep ik over van liefde voor die club, maar er waren ook heel veel perioden dat die liefde wat bekoelde. Maar eigenlijk is een column veel te klein voor het beschrijven van mijn wedervaren met die club. Daarvoor heb ik minstens een bed met violen voor nodig, in ieder geval meer dan 700 woorden. Dus terug naar ander clubs waar ik dacht bij te horen.
In 1958 ging ik naar het Dominicus College. Vanuit het Waterkwartier gemakkelijk per fiets te bereiken dan het Canisius College. Een op kilometers gestoelde keuze en het was daarmee duidelijk dat ik niks met het Berchmanianum zou krijgen. Want dat was van de andere club, de geleerde in het zwart geklede Jezuïeten, toch veel minder zwierig dan de in het wit gehulde Dominicanen die de wereld introkken ter blijde verkondiging.  Ik ben geen priester geworden, al heeft pater prefect nog wel even geprobeerd mijn ouders te overtuigen van hoe mooi dat zou kunnen zijn. Maar mijn vader was duidelijk. Lid van een club akkoord, maar niet te fanatiek. En zo werd het al vroeg duidelijk dat ik mijn leven niet in het Berchmanianum en zelfs niet in het Albertinum zou eindigen, ooit de bejaarden-clubhuizen van de twee ordes.
In het daagse leven ben ik lid van de Wegenwacht, maar of dat iets met clubliefde te maken heeft? Nee die lag bij mij op een ander terrein. Als rechtgeaarde Nimwegenäör hoor je ook voor N.E.C. te zijn. En nu moet ik iets pijnlijks bekennen. Jarenlang had ik een seizoenkaart, Vak F, rij 4, stoel 5. Maar toen de club degradeerde heb ik mijn kaart ingeleverd. De liefde moest te veel van een kant komen, en dan moet je het besluit nemen dat dat wel een tijdje kan, maar niet de basis is voor een hechte relatie. Natuurlijk voelde ik een beetje een verrader, maar als je het gevoel krijgt dat de liefde betaalde liefde is, moet je durven afrekenen. Baten en lasten tegen elkaar afwegen. Bovendien was ik een bigamist, want ik was ook jaren lid van de voetbalclub Hatert. Nog steeds, al meer dan 25 jaar. Ik heb er nooit tegen een bal getrapt, maar ben nog steeds steunend lid. Ken ook het clublied nog: “Wij verdedigen de kleuren, het rood en het blauw. En wat er ook gebeure, wij blijven Hatert trouw”. Mooie woorden. Maar met Hatert is het bijna net als met de kerk. Ik hoor er wel bij, maar kom er nauwelijks meer.
Wanneer hoor je bij een club, wanneer kies je voor een club? Afgelopen woensdag weer gekozen, lastige keuze. Verloren, flink verloren. Ja, clubkeuze, het blijft lastig. Soms weloverwogen, soms kozen anderen, je ouders, voor je. Er zijn jaren geweest dat ik een paar keer per week moest kiezen voor een bepaalde club. Dat was toen ik nog fanatiek op de golfbaan te vinden was en ik op een middag voor elke slag een club moest kiezen. Wordt het een ijzeren 5 of toch maar de houten 7? Dat was mijn lievelingsclub, een club die geen lidmaatschap kent. Dat zijn de mooiste.

©Jan Roelofs, Maart 2017

Geplaatst in Column